dinsdag 2 maart 2010

Dood

En toen ging het ineens over de dood. Een woord waarbij ik bijna geneigd ben om het met hoofdletters te schrijven vanwege de zwaarte van de betekenis. De dood. Het is onvermijdelijk voor ons allemaal. De een is er bang voor. De ander hoopt er eeuwige rust in te vinden. Ik weet nog niet bij welk kamp ik hoor. Ik ben er niet bang voor, maar dat is vooral omdat het nog zover weg lijkt. Ooit komt Magere Hein me halen (en dat kan dan ook gewoon zijn voor een skivakantie, aangezien mijn liefste broer zo heet...maar mager is ie geloof ik niet echt). Zoveel is zeker. En tja, dood is dan gewoon dood. Dan is er niks meer aan te doen en zullen we wel zien of ik in de hemel komt, of dat ik mijn hele leven voor niks naar boven heb gekeken en gepraat in de veronderstelling dat er een hemel is.

Maar bij de dood hoort nog iets anders. Namelijk waar laat je het lijk? Mijn hele leven weet ik al dat ik begraven wil worden. Zelfs voordat ik ooit voet in een crematorium had gezet, leek begraven me de beste optie. Want cremeren vind ik zo'n vreselijke bedoening. Ten eerste het idee dat je al moet branden voordat ook maar sprake kan zijn van een vagevuur. Ten tweede de vraag of je wel echt verbrand wordt en niet stiekem op transport naar snijgrage geneeskunde-studenten wordt gezet. Maar erger dan dat is de manier waarop. Stel je nou toch voor dat je aan het eind van een groots en meeslepend leven in een kist terecht komt en dat ze die kist dan rijden naar een plaats zoals het crematorium in Goutum. Dan lig je daar met je goeie gedrag in een ruimte die zo ontieglijk treurniswekkend is dat zelfs de mensen die je stiekem vreselijk vonden de tranen in de ogen springen. Bakstenen muren die een beetje zijn opgeleukt met gekleurde houten panelen (in oranje en paars!!!!). Spuuglelijke stoeltjes die vreselijk zitten en nergens, werkelijk nergens iets moois te zien. Niets dat je aandacht kan trekken, zoals in een katholieke kerk. Gewoon totaal sjeu-loos. Nou, ik wil niet na een sjeu-vol leven sjeu-leus afscheid nemen. Want in een crematorium lijken zelfs de meest gloedvolle afscheidsredes saai en klinkt de muziek altijd schel en gevoelloos. In een crematorium bekruipt mij altijd het gevoel van: Is dit het nou? Heb je het hier nou voor gedaan? Ik kan dan maar aan één woord denken: Anti-climax.

Nou, bij mij geen anti-climax. Gewoon door bling-blingen na de dood. Dat is mijn devies. Dus ik hoop dat mijn nabestaanden tegen die tijd lekker naar een katholieke kerk togen en zich tijdens de afscheiddienst vergapen aan alle prachtige glas in loodramen, onderwijl luisterend naar schitterende muziek, kijkend naar stralende kaarsen en denkend aan hun krasse oma die tuttig is gebleven tot het eind. Even twijfelde ik over begraven. Want de deksel van menig kist bezwijkt binnen luttele seconden na het begraven onder het gewicht van de modder. En dan lig je daar dus in je goeie goed tussen de drek. En het beeld van oma in de kist, nu koud in de grond, laat me ook maar moeilijk los. Maar ik ben er wel uit. Want het feit dat ik elke dag langs de begraafplaats kan fietsen en dan in gedachten altijd even naar mijn lieve omaatje zwaai bezorgt me altijd een tevreden glimlach om mijn mond. En ik wil niks liever dan dat mijn nabestaande tegen die tijd ook een plaatsje hebben om zich te bezinnen op het leven en mij een beetje te gedenken. Dan maar met mijn goede goed in de drek. Of gewoon in een stalen kist.

1 opmerking: