zondag 6 februari 2011

De geschiedenis van mijn angst

Je hand zoekt de mijne. De mijne vindt de jouwe. Samen liggen ze, innig verstrengeld op mijn schoot. Jouw warmte verwarmt mijn koude vingers, mijn bovenbeen en mijn hart. Om ons heen is het donker, de lichten van tegemoet komende auto's en ver weg liggende steden zorgen voor een bijna romantisch schouwspel. Ik voel me rustig, tevreden en gelukkig. De kilometers snelweg vliegen onder ons door en brengen me opeens even terug bij een andere hand, terug naar een ander gevoel.

De vorige hand voelde zo anders. Kouder, dat zowiezo. Maar niet alleen in graden Celsius. Ook een ander soort koud. De kou die je voelt als je aan iets naars denkt. Een soort angstige, koude rilling. En terwijl ik stil sta bij de angst die ik voeldetoen ik die hand krampachtig vasthield, realiseer ik me ineens dat ik me al heel lang niet meer zo gevoeld heb. De angst lijkt verdwenen. Maar dat kan bijna niet, dus ik doe mijn best om iets te bedenken waarvoor ik vrees. Buiten de standaard dingen, zoals het verliezen van dierbaren of de angst om voor een grote groep mensen te spreken, komt er niets bij me op. Er is geen verlammende angst op de achtergrond aanwezig waartegen ik dag in dag uit een keiharde strijd moet leveren.

Ik begin bijna aan mezelf te twijfelen. Want 'bang' is bijna synoniem aan mijn voornaam. Ik kan me niet anders herinneren of ik was wel ergens bang voor. Het begon met het poedeltje van oma, daarna kwamen de enge katten, het wakker liggen omdat papa en mama toch eens dood zouden gaan, de angst om van mijn fiets gesleurd te worden, de angst voor inbrekers, het bang zijn voor het einde van mijn eerste relatie, de angst voor presentaties, en uiteindelijk de allesomvattende angst die mijn leven de laatste jaren heeft gedomineerd. De angst die samenhangt met een vernietigende liefde, de schade die een fatale liefde toebrengt. Angst van het ergste soort.

Ooit vertelde iemand met verstand van zaken me dat ik mezelf niet moest toestaan om vaker dan één keer per dag bang te zijn. Zijn advies bleek lange tijd uitvoerbaar. Maar niet meer op het moment dat ik de hand met de lange, slanke vingers en de droge velletjes om zijn nagels in de mijne hield en de tranen voelde branden omdat ik niet wist wat voor hart het bloed door die vingers pompte. Omdat ik door die hand niet de liefde terugkreeg die ik met mijn beide handen en heel mijn hart voor hem over had.

En nu zit ik hier met jouw hand in de mijne. Ik voel je hartslag, die jouw liefde een weg laat banen richting mijn handen. Die me jouw gelukkige glimlach laat voelen, zonder dat ik naar links hoef te kijken om in het licht van het dashboard vast te stellen dat je inderdaad zo gelukkig straalt. En opeens hoor ik je brommerige stem heel zachtjes en voorzichtig meezingen met Adele en weet ik dat ik nooit meer echt bang hoef te zijn.