Ze drentelt rond met haar kleine kromme baby-beentjes. Speentje in de mond, luier om haar billetjes. Ze is nog niet zo stabiel, maar vallen doet geen pijn en ze staat lachend weer op. Een prachtig meisje, omringd door kleurrijke bloemen. Tot zover een mooi en vrolijk beeld voor de beelddenkers onder ons.
Maar de bloemen zijn voor haar moeder en ze omringen de kist met daarin haar zo mooie, maar ook zo koude lichaam.
En dus stromen de tranen over mijn wangen bij de aanblik van dat kleine, schattige meisje. Dat meisje dat zo op haar mooie moeder lijkt. Ze heeft nog geen idee en dus drentelt ze vrolijk rond terwijl ze wordt aanschouwd door honderden huilende ogen. Ondertussen klinken mooie woorden en horen we prachtige muziek.
Ik probeer een snik te onderdrukken. Want wie ben ik om te huilen als haar vader zo sterk is? Wie ben ik om te huilen als haar moeder mij wellicht zo vaak heeft gemist? Ik huil om de leegte die voelbaar is. Om alles wat ik had moeten doen, maar heb nagelaten. Om het verlies van zo'n bijzonder mens. Ik kende haar door en door. Dat gebeurt als je elkaar 40 uur per week ziet gedurende anderhalf jaar. En toch zie ik nu haar man en familie voor het eerst. En ook dat mooie, kleine meisje waar ze zo blij mee was. Ik was te druk met trouwen en moeder worden om eerder te komen kijken. En nu zie ik haar voor het eerst... op de crematie van haar moeder. Dus ik huil. Omdat geen bloemen, mooie woorden of muziek kunnen zorgen dat dit mooie kleine meisje nog lekker op haar moeders warme schoot kan kruipen. Of dat haar sterke, dappere vader nog eens lekker tegen zijn prachtige vrouw aan kan kruipen. Of haar zoon zijn hoofd in haar veilige nek kan begraven. Omdat het zo verschrikkelijk oneerlijk is.
Ik ga mijn best doen om een beetje IngeB te zijn...