donderdag 14 april 2011

The bright side of life

Een drup valt op het dossier. Ik laat mijn haar om mijn hoofd hangen en hoop dat mijn collega het vallen van mijn traan niet heeft gehoord. Ik snif eens wat en knipper snel mijn ogen droog. Doordacht wend ik voor dat ik chagerijnig wordt van wat ik lees. Ik zet mijn gezicht in de best mogelijke frons die ik kan faken.

Dan vraagt ie wat ik er van denk. Shit, knak, jank. Ik stamel wat excuses en probeer me na een dipsessie met wat tissues meteen weer als een harde op te stellen. Stuntelig probeer ik mijn emoties weg te lachen onder het mom van: "Het is mijn dag niet, het zijn de hormonen" en ander zwak geneuzel wat alleen maar duidelijker maakt dat ik me even totaal geen raad weet met de situatie.

We hebben het er nooit over, die collega en ik, maar hij weet dat me ooit iets naars is overkomen. En hij heeft een paar keer van me gehoord dat het goed met me gaat en dat ik er helemaal van genezen ben. En nu zit ik hier te grienen door de letters op het papier. Door de woorden van een vrouw en een man die een soortgelijke relatie hadden als ik heb gehad. Volslagen onbekenden die op een zelfde manier met elkaar omgingen als ik en mijn ex. Ziekelijk, koud, hard en hartverscheurend.

Ik lees vaker over ongelukkige liefdes en de nare consequenties die daarmee gepaard kunnen gaan. Nooit betrek ik het op mezelf, want het gaat niet over mezelf. Maar zij zegt de dingen die ik had kunnen zeggen en omschrijft een man, waarvan ik bijna zou denken dat ik naast hém lag toen ik mezelf in slaap huilde.

Op weg naar huis blijven de tranen branden. Maar huilen op de fiets, achter een dikke zonnebril, dat heb ik in mijn leven wel genoeg gedaan. Ik slik en hoor een piepje in mijn zak. Een sms van mijn collega. Always look on the bright side of life.... Ik fluit het bijbehorende riedeltje en laat met elke duw tegen de trappers mijn verleden weer een stukje verder achter me.

dinsdag 12 april 2011

Blauwe ogen

Ik kijk naar zijn ogen. Dat is het enige wat ze me laten zien. Hij wil niet dat we weten hoe hij er uit ziet. Ik begrijp het niet. Hij heeft toch levenslang? Wat maakt het uit dat ik weet hoe hij er uit ziet. Er is nou niet bepaald een risico aanwezig dat ik hem ooit op straat zal tegenkomen en dat ik mijn vriendin of moeder dan aan zal stoten en achter zijn rug zal fluisteren; "Zie je die man daar, die heeft ooit drie mensen neergeschoten."

Zijn ogen. Ze zijn blauw, met een beetje groen. Ze doen me denken aan de kleur van zeeën waar ik graag in zwem. Het lijken vriendelijke ogen. Ook een beetje verdrietig. En dat is natuurlijk niet gek, want hij vertelt dat het voelt alsof iedereen om hem heen ooit een keer de loterij wint, behalve hij. Iedereen komt een keer vrij, behalve hij. Want dat is de realiteit bij levenslang.

Nooit dacht ik er langer over na dan een paar seconden. Nooit vroeg ik me af hoe een leven er uit ziet als er alleen nog levenslang over is. Als je tussen bewakers moet leven die na je corvee tegen je zeggen; Goed gedaan jongen, jij mag blijven. Nooit vroeg ik me af wat je doet met je tijd, hoe je de dagen doorkomt. Nu wel. Nu bedenk ik me dat je weinig anders kunt dan lezen, sporten, mailen en langzaamaan sterven. Iedere dag een beetje dichter bij het einde van je straf.

Hij knippert met zijn ogen en het valt me op dat de huid tussen zijn wimpers zo mooi glanst. Zou hij cremetjes gebruiken? Maar waarom zou je cremetjes gebruiken als je nooit weer een voet buiten die vier muren zal zetten. Vier muren, zes plankjes. Wat is het verschil? Het enige verschil is dat je tussen die vier muren je ogen nog open hebt. Die ogen die me doen denken aan een zee waarin hij nooit meer zal zwemmen.