woensdag 27 januari 2010

Wijze raad

Ik zit weer lekker onderuitgezakt in de stoel bij mijn ouders. Papa ligt net als vroeger even languit op de bank voor de televisie. Mama is in de weer met kopjes thee. Ik ben thuis.
Papa vraagt hoe het met me is en ik leg uit dat de dokter me zo goed doorzag toen hij vaststelde dat ik stabiliteit waarschijnlijk nooit zo mijn sterkste punt is geweest. Onder de indruk van zoveel mensenkennis, vertel ik over het gesprek. Hoe kon die man toch weten dat bij mij de pieken tot de hemel rijken en de dalen gitzwart en eindeloos kunnen voelen gedurende een paar minuten? Hoe kon die man weten dat het bij mij nooit kabbelt, maar altijd intens is? Of zou hij slechts gedoeld hebben op het feit dat ik nooit zonder zijwieltjes kon en in die zin ook al de nodige stabiliteit ontbeerde in mijn jonge(re) jaren?
Papa was nooit zo'n prater over gevoelsdingen. Als hij vroeg; "Hoe is het met je?" Beantwoorde hij de vraag altijd al in dezelfde ademtocht met: "Goed natuurlijk!" Niet omdat het hem niets kon schelen hoe het werkelijk met me ging, dat niet. Het was gewoon zelfbescherming, want volgens mij kan mijn vader er helemaal niet tegen als het eens even ietsje minder goed gaat met zijn meissie. Heel lief dus. Het maakte me ook nooit zoveel uit dat hij er niet dieper op in ging. Ik snapte het wel en speelde het spel wel eens mee. Wilde hem niet bezorgd maken en hield me groot op sommige momenten. Uit liefde en omdat ik er ook niet tegen kan als het met hem niet zo goed gaat. Ik snap het.
Nu maakte hij weer even zo'n move door mijn karakter van extremen te omschrijven als: Soms ben je gewoon heel erg vrolijk en op de andere momenten ben je gewoon vrolijk. Mijn moeder lacht als ik reageer door te zeggen dat ik soms ook wel eens heeeeeeel verdrietig ben. Papa fronst.
Maar papa gaat met zijn tijd mee. En hij heeft nagedacht over de dingen die spelen in mijn leven. Over hoe ik in elkaar zit. En als er eentje is die mij kan snappen, dan is hij het wel. Volgens mij lijken we ontzettend op elkaar, alleen is hij er al iets beter in getraind om aan de buitenkant superstabiel te lijken. En hij is er een ster in om zijn leven zodanig in te delen dat er weinig dingen op zijn pad komen die voor instabiliteit zorgen. Vakantie? Altijd naar hetzelfde plekje... Vissen? Altijd op hetzelfde stekje... Net als ik, creëert hij zijn eigen veiligheid.
Nu gaat hij ineens zomaar wat dieper op het onderwerp in. Hij legt me uit dat hij denkt dat ik moet leren accepteren dat ik niet alles (aan)kan. Het gaat om acceptatie. Dat zegt hij. Een zin die ik nooit had verwacht uit zijn mond te horen, maar juist daarom geloof ik hem.
Accepteren dat ik van Himmelhoch jauchztent bis zum Toten Betrübt (als je dat zo schrijft) ga is gelukkig niet zo moeilijk. De Himmel is namelijk wel heel erg hoog en ook heel erg vaak aanwezig de laatste tijd. En ach, dat Betrübte gedoe, dat hoort erbij en kan ook binnen vijf minuten over zijn. Het geeft het leven sjeu...maakt er een woeste wildwaterbaan van en geen saai kabbelend beekje. X houdt van raften... dat komt goed uit.

dinsdag 26 januari 2010

Relatietest

Ze zeggen het. Als je samen een kast van onze bekende Zweedse vrienden in elkaar kunt zetten, dan zit het wel goed. Of nee, eigenlijk zeggen ze, wanneer je vertelt van je voornemen om weer eens een Billy in elkaar te knutselen, dat je het wel kunt vergeten met je relatie.

Eigenwijs als wij zijn waagden we toch een poging. Alhoewel, eigenlijk ging het zo. Ik begon rustig aan het kastje te knutselen. Totaal onder de indruk en overweldigd over de enorme hoeveelheid planken  en schroeven (alsof het feit dat de kast in 2! loeizware dozen zat, niet al een aanwijzing was voor de hoeveelheid ellende die eruit zou komen), legde ik alles keurig op het bed. Soort bij soort, plank bij plank. Een goede voorbereiding is immers het halve werk. Ik las zelfs de gebruiksaanwijzing verder door dan alleen de eerste pagina. En toen ging ik van start. Opeens dook X op, hij wilde wel helpen.

Ik fronste. Ik sputterde. De woorden van de kenners nog vers in mijn geheugen. Ik wilde er graag een leuke zondag van maken en geen herrie in de kast hebben. Na lang wikken en wegen zei ik, dat het wel goed was om het samen te doen, maar dat één van ons dan de leiding moest nemen. Om de zin te vervolgen met: 'dat jij dan zeg maar doet wat ik zeg dat moet gebeuren'. X moest lachen. 'Ja baas!' was zijn reactie. Dus gingen we van start. Vervolgens nam X de rol van ondergeschikte met verve aan en wachtte hij constant op orders van 'de baas'. Het werd zelfs een beetje gezellig door zijn jolige bui. We gingen compleet op in onze rol en ondertussen vorderde het kastje als een tierelier. X ging helemaal op in zijn rol en tekende tussen neus en lippen even op dat de baas natuurlijk de eindverantwoordelijke was voor de kast. Ook moest hij nog even roepen, terwijl ik de spijkertjes keihard in het achterbord mepte, dat het nadeel van die Zweedse kasten is, dat je ze nooit weer uit elkaar kunt halen door al die spijkers.

En alsof hij een vooruitziende blik had, zit deze 'baas' nu met een kast die half af is. Want de baas vond het nodig om de achterkant van de kast op de voorkant te timmeren. En nu zit de baas dus met allemaal spijkertjes die allemaal gaatjes hebben gemaakt in de voorkant van de kast en die daar niet meer uit te krijgen zijn. Zodat de voorkant dichtzit en niet meer open wordt, laat staan mooi. En ja, de baas is eindverantwoordelijk. Gelukkig had de baas de kast zelf gekocht. En gelukkig bleef de sfeer die zondag geweldig. Maar wel jammer van die kast.

Volgende keer is X 'de baas'.

NU

Er is weer een grote stap gezet. Op de dag dat ik nog even kort de waterlanders op voelde borrelen over dingen van vroeger, maak ik een enorme sprong richting toekomst. Verleden en toekomst lopen zovaak door elkaar, dat ik af en toe vergeet dat er ook nog een nu is.
Mijn NU is nu dat ik me net heb ingeschreven op zijn adres. Offiicieel woon ik niet meer op mijn stekkie in Westeinde. Officieel ben ik nu een burger van het Zuidelijkste Zuiden. Als ik er diep over nadenk, dwalen mijn gedachten weer af naar vroeger. Wat was ik trots op jou, mijn mooie huisje. Zelfs toen je innerlijk nog niet de enorme make-over had gehad die jou van een lelijk eendje (waarom heten het eendjes, als ze altijd met zijn tweetjes zijn?) in een prachtige zwaan veranderde. Zelfs toen je nog nooit een borstel door je haren had gehaald en je tanden schots en scheef en ongepoetst in je mond stonden vond ik je prachtig, zag ik de potentie. Zelfs toen je nog nooit had hoeven dienen als vluchtheuvel, als mijn veilige thuishaven, voelde ik me thuis bij jou. Als ik aan kwam fietsen overviel me bij jouw aanblik een gevoel van trots en verliefdheid. Dat ik, dat gewone meisje, zoiets moois bezat. Je was me zo dierbaar.
En nu, nu heeft de toekomst het gewonnen in mijn hoofd en in mijn hart. Ineens gaan mijn gedachten minder naar je uit. Zie ik ook je gebreken. Je bent oud geworden. Het nieuwe is eraf. Het is niet meer spannend. We hebben geen toekomst. Dus ik laat je gaan. Maar niet met wrok in mijn hart, zeker niet. Ik zal altijd met warme gevoelens aan je terug blijven denken. Jij was mijn eerste liefde en ik hoop dat het je goed zal vergaan. Dat er weer iemand vol bewondering naar je zal kijken. Dat er weer iemand in je investeert, tijd en moeite aan je besteedt. Om het beste uit je te halen, om van je te genieten. Zodat je weer die veilige haven kunt zijn, die vriend in mooie en moeilijke tijden. Maar niet voor mij...niet meer.
Toekomst en verleden, dansen door elkaar. Maar NU ga ik X mailen dat ik bij hem woon. En dat het goed is. Toen, nu en later.