donderdag 25 februari 2010

Stoelen

Ik maak me druk over de rimpels die langzaamaan oprukken en proberen te verraden dat de dertig heel dichtbij komt. Ik stoor me aan de lellende vellen die het enige bewijs vormen dat ik ooit tjokvolle vetcellen had. Ik mopper over de blauwe kleur van de stoeltjes die X ooit heeft uitgezocht. Ik pruttel over krassen op de tafel.

En dan loop ik in Nieuw Toutenburg tussen de demente bejaarden. Ik kijk naar pake en zie ineens dat hij één van hen is. Een demente, verwarde, oude man. Geen seconde sta ik stil bij rimpels, lellende vellen of wat voor uiterlijkheden dan ook. Het enige wat ik doe is me afvragen wat er toch in zijn hoofd zou omgaan. Snapt hij wel waar hij is, waarom we zijn verjaardag niet thuis vieren, maar in dit troosteloze oord? Weet hij nog wel wie ik ben? Voelt hij zich verraden als we straks allemaal naar ons fijne huis gaan en hij wordt opgesloten in de kamer met het plasticken bed, samen met een volslagen onbekende man en  vooral zonder beppe? Zonder de vrouw waar hij 55 jaar lang, nacht in nacht uit, naast heeft liggen snurken, slapen, dromen, piekeren.

In de auto naar huis ben ik stil. Het is een zeldzaamheid, maar soms heb ook ik even geen teksten meer. Het enige wat ik me bedenk is dat je je hele leven nog  zo hard kunt werken en nog zo je best kunt doen om op de mooiste stoelen te kunnen zitten, als je dement wordt zit je gewoon op stoelen met een geplastificeerd zitvlak. Geen sjeu, geen design, geen kleur. Gewoon oude meuk. Treurnis op de vierkante centimeter. Enkel opgefleurd door tekeningen van kleinkinderen van andere demente bejaarden die misschien al jaren dood zijn.

Broerlief doorbreekt de stilte. Hij vat ons onbestemde gevoel samen door te zeggen dat hij alles uit het leven wil halen wat er in zit. Hij bedenkt dat het niet zinloos is om op mooie stoelen te zitten. Je moet het juist doen zolang het kan. Ik kan niet anders dan hem gelijk geven. En bedenken dat ik heel veel rimpels hoop te krijgen en daar nog heel lang naar te mogen kijken in de spiegel... Onderwijl lachend naar mezelf en om mezelf. Hopend dat ik nét voor de laatste halte de trein kan verlaten.

The winner takes it all

Hoor ik het nou goed? Zegt ze nou dat zij de kostWINNAAR is? Huh? Dat is de tweede keer al deze week, dat ik een hoogopgeleide tante hoor vertellen dat zij het geld in het laatje brengt en niet hij. Maar ook de tweede keer al dat zo'n hoogopgeleide vrouw het verkeerd zegt. Het is toch gewoon kostwinner? Of ben ik nou mis?

Het maakt in ieder geval allerlei gedachten bij me los. Zoals dat ze zich misschien gewoon een winnaar voelen omdat ze de emancipatie tot in het ultieme hebben doorgevoerd. Niet zelf afhankelijk zijn, maar een man afhankelijk van ze laten zijn. En daar dus ook totaal geen moeite mee hebben.
Ik weet niet of ik me een winnaar zou voelen als ik het geld moest verdienen en mijn man zich meer bezighield met zorgtaken en het huishouden. Of zou ik me dan juist een Winnaar voelen omdat hij de loser is? Maar dan is het weer beter om van een Winner te spreken, want dan zijn we toch al in de engelse termen beland. Niet dat ik nou alle mannen die geen kostwinner zijn een loser vind, maar ik geef gewoon eerlijk toe dat ik op het emancipatiefront nog niet tot de winnaars behoor. Ik vind emancipatie helemaal niet zo tof. Oké ik vind dat ik volkomen gelijkwaardig ben aan een man. Maar ik ben absoluut niet gelijk aan een man. Ik kan gewoon beter strijken, schoonmaken, winkelen en baby's baren dan hij. En dat vind ik ook gewoon leuk (dat zal bij dat laatste wel een beetje anders zijn, verwacht ik). Maar als het aankomt op de poen in het laatje, op de veel te lange werkweken en de commerciële kant vind ik het meer dan prima dat hij de kost wint. Dat ik net iets minder kost win en dus geen winnaar ben. Maar me juist een winnaar voel omdat ik altijd kan opkijken tegen mijn stoere man. Mijn winnaar die de kost wint.
Maar hoe zit het dan met 'The winner takes it all'. Abba zong het al. En mijn werkervaring leert mij dat het er bij een scheiding inderdaad vaak op neerkomt dat de kostwinner de winnaar wordt. Hij heeft immers de stabiele financiële basis. En heeft het meest betaald en mag dus ook het meeste meenemen. Tja, toch een reden om niet de hele dag in de pyjama te lopen en wel mijn eigen kostje te winnen en bij een eventuele relatiebreuk niet als loser uit de bus te komen. Zouden die slimme tantes zichzelf daarom een winnaar noemen? Nooit afhankelijk van de grillen van de man?

Wikipedia helpt me uit de droom. KostWinnaar blijkt ook gewoon te kunnen. En dus zijn al mijn hersenkronkels voor niets. Zijn die hoogopgeleide tantes dus gewoon slim en weten ze wat ze zijn en doen. En heeft dat niets met hun trots te maken. Misschien hadden zij ook wel liever een winnaar op de bank waar ze de koffie voor zetten en de aardappels voor koken. En voelen ze zich dus misschien geen winnaar, maar roepen ze het gewoon af en toe ter compensatie. Maar misschien hoeft hun man helemaal niet stoer te zijn omdat hij ook al zonder de kost te winnen geweldig is. Ach, we zijn gewoon allemaal winnaars.

woensdag 24 februari 2010

De laatste halte

Daar staat hij. In de kamer van hun mooie appartement. Zoals altijd in zijn geruite colbertje met zijn saaie grijze broek. Die broek die hij de laatste tijd steeds hoger optrekt, zodat je af en toe zijn beige sokken ziet. Dat colbertje wat net iets vaker in de was zou mogen, maar wat hij geen dag kan missen. Ze zegt tegen hem dat hij even opgenomen moet worden in het ziekenhuis, voor onderzoek. Maar dat het gewone ziekenhuis vol is en hij daarom wordt opgenomen in een dependance. Hij weet al een jaar niet meer wat waar en niet waar is en gelooft dus wat ze zegt. Hij zegt dat hij zijn best zal doen om snel beter te worden. En hij breekt haar hart daarmee, zonder dat hij het zelf doorheeft.

Ze pakken zijn spulletjes en zetten hem naast zijn schoonzoon voor in de auto. Dan kan hij lekker om zich heen kijken terwijl ze een rit van minstens veertig kilometer moeten maken. Met een zwaar gemoed en tranen die achter haar ogen branden stapt zijn dochter dapper achterin. Naast haar moeder. Ze knijpen elkaar onderweg even in de hand en proberen niet aan hem te laten merken dat ze op dat moment met zijn allen een enorme stap aan het zetten zijn. De stap naar zijn laatste halte.

Ze vertellen hem niet dat hij vannacht zijn laatste nachtje thuis heeft doorgebracht en dat hij daar nooit meer terug zal komen. Ze vertellen hem niet dat hij nooit meer een nacht naast zijn vrouw zal slapen. Nee, ze praten onderweg over het weer. En over dat het zo'n mooi stille auto is. Hij zegt dat hij de nieuwe Skoda van zijn oudste kleinzoon zo mooi vindt en dat hij erover prakkiseert om zelf ook eentje te kopen. Normaal zouden ze het irritant vinden dat hij voor de honderdduizendste keer weer over die auto begint, maar nu wordt de brok in hun keel er alleen maar groter van. Hun man, papa, mijn pake zal nooit meer auto rijden. Zal misschien zelfs nooit meer fietsen. Zal nooit meer door zijn eigen huis scharrelen en nooit meer midden in de nacht de bekende route naar zijn keuken schuifelen om ontbijt te maken omdat hij denkt dat het ochtend is en hij naar zijn werk moet. Zal zijn - waarschijnlijk laatste - verjaardag morgen niet thuis vieren, maar tussen wildvreemde mensen op een plek waar niemand zijn verjaardag zou willen vieren.

Hij gaat naar zijn laatste halte. Eindstation Alzheimer. Wilt u bij het uistappen niet vergeten uw bagage mee te nemen? Voor een voormalig conducteur zijn het bekende begrippen. Maar gelukkig begrijpt hij er nu even niets van. Gelukkig beseft hij niet dat er geen weg terug is. De trein stopt hier.