Ik zie haar zitten en zeg zacht tegen de televisie; "Och meisje toch". Ze laat zien hoe ze elke nacht aan een zak met voeding vastzit via een slangetje in haar borst. Dapper trekt ze haar jurk omhoog en toont ze haar stoma, met daarnaast een jaap in haar buik van boven tot onder. Ietwat cynisch zegt ze dat haar lichaam altijd haar instrument was en dat ze eigenlijk een prachtige buik had. Tja, die zou ze wel heel graag terug willen hebben. Ze zegt het met berusting. Want een strak buikje is wel het laatste waar ze zich druk om maankt. Ze gaat toch dood. Darmkanker.
Ik zie haar zitten aan de andere kant van mijn tafel en denk af en toe: "Och, meisje toch". Amper vijftig kilo, het lichaam van een kind. Maar officieel volwassen. En ze zegt het niet, maar ik weet dat ze in haar korte leven al meer nare dingen heeft gezien dan de meeste mensen in een heel leven. Ze kent hier niemand en daarom wilde ze mij leren kennen. Om meisjesdingen te doen. Lekker shoppen of gewoon samen eten. Later, als alles beter is, wil ze advocaat worden. Nu maakt ze zich vooral zorgen om haar veiligheid.
"Och meisje toch." Denk ik als ik in de spiegel kijk. Wat ben je toch een akelige tuttebol! Altijd maar zeuren over de lellende vellen op je buik. Altijd maar rondzeulen met de gevolgen van een nare tijd. Tuurlijk, ieders eigen pakje draagt het zwaarst. Maar er zijn zoveel meisjes die het 1000 maal slechter hebben dan ik. En het is heel erg goed om daar van doordrongen te zijn.
"Meisje, meisje, tel je zegeningen".... Zoiets zou mijn oma zeggen.
Femme fatale ('fatale vrouw'): een vrouw die haar schoonheid en seksualiteit gebruikt om mannen te verleiden. Een femme fatale is stijlvol, sterk, seksueel onafhankelijk en intelligent. Ze zal er alles aan doen om de situatie onder controle te houden. Fem Fataal: een brokkenpiloot met een zonnige kijk op het leven die veel lacht, zich vaak verbaast, mannen buitengewoon interessante wezens vindt, de liefde niet begrijpt en voor altijd naief zal blijven.
vrijdag 12 maart 2010
donderdag 11 maart 2010
Het eind van de wereld
Ik klik van de een naar de ander en kom opeens op een profiel van iemand terecht die met grote stelligheid beweert dat onze aarde op 12 juni 2012 zal vergaan. Ik moet lachen en kijk nieuwsgierig even rond om te lezen van deze persoon allemaal beweert. Hij of zij (wil anoniem blijven kennelijk) komt nogal boos en geïrriteerd over. Hij (laten we voor het gemak spreken van een hij) vindt vooral mensen die werken om geld te verdienen nogal stom, geloof ik. En beweert dus dat vooral die mensen het niet lang meer zullen maken. O jee! Kennelijk vergaat de wereld in zijn optiek maar half, want als ik het goed begrijp mogen "zij die het begrijpen" blijven leven. Wat we dan zouden moeten begrijpen, wordt me niet helemaal duidelijk, dus ik lees - niet gehinderd door enige kennis en verrast door zoveel lariekoek - vrolijk verder. Totdat het me te gortig wordt en vooral te negatief en ik gewoon weer op het volgende profiel klik.
Maar nu zit ik hier, al kauwend op een tzatziki salade met teveel knoflook, en begin ik me ineens toch van alles af te vragen. Ten eerste of X de knoflook nog zal ruiken als hij over vier uurtjes thuiskomt... Maar ook wat ik zou doen als ik zeker wist dat de wereld over twee jaar zou vergaan, of als ik daar in ieder geval heilig in zou geloven. Een moeilijke vraag. Maar één ding is zeker; ik zou me niet meer bezighouden met hyves. En ik zou ook zeker niet aan de hele wereld vertellen dat het zo is. Ten eerste omdat ik wel kan bedenken dat iedereen me dan voor gek zou verklaren. Maar ook omdat het wel handig is om alleen over die kennis te beschikken. Als iedereen het immers zou weten, zouden ze natuurlijk hetzelfde briljante plan als ik kunnen hebben. Want wat zou ik doen? Meteen stoppen met werken en een enorme lening bij de bank afsluiten om de laatste twee jaar van mijn leven lekker luxe van te kunnen leven. Terugbetalen hoeft tenslotte niet als we met zijn allen de pijp uit gaan. Ik zou reizen met X, van oost naar west en van noord naar zuid. Overal kijken waar de mooiste plek is om te sterven. Ik zou bootjevaren tot ik er genoeg van had. Ik zou elke avond dat ik thuis was op een (nep) berenvelletje voor de superdeluxe haard (die ik ook van het geleende geld zou kopen) liggen knabbelen aan heerlijke gerechtjes die we allemaal zouden laten brengen. Ik zou geen dag meer nadenken over de lijn of andere triviale uiterlijkheden, want dit lichaam hoeft toch geen veertig jaar meer mee, en hoeveel kan een mens aankomen in twee jaar?
Maar dat doe ik allemaal niet, omdat ik gewoon geloof dat ik nog wel vijftig jaar meega. En omdat ik geen zin heb om mijn leven door angst te laten beïnvloeden. Ik geniet gewoon. Ook van de dingen die 'moeten'. En dat bootje varen, reizen en haardvuurtje? Dat komt allemaal wel. Gelukkig heb ik nog genoeg leven voor me om hard te werken, genoeg geld te verdienen en vooral hard te genieten.
Maar misschien is het besef dat ik meteen zou stoppen met hyven wel een reden om daar ook gewoon nu eens van af te zien. Eigenlijk is er geen einde van de wereld voor nodig om je prioriteiten weer eens goed te bepalen.
Maar nu zit ik hier, al kauwend op een tzatziki salade met teveel knoflook, en begin ik me ineens toch van alles af te vragen. Ten eerste of X de knoflook nog zal ruiken als hij over vier uurtjes thuiskomt... Maar ook wat ik zou doen als ik zeker wist dat de wereld over twee jaar zou vergaan, of als ik daar in ieder geval heilig in zou geloven. Een moeilijke vraag. Maar één ding is zeker; ik zou me niet meer bezighouden met hyves. En ik zou ook zeker niet aan de hele wereld vertellen dat het zo is. Ten eerste omdat ik wel kan bedenken dat iedereen me dan voor gek zou verklaren. Maar ook omdat het wel handig is om alleen over die kennis te beschikken. Als iedereen het immers zou weten, zouden ze natuurlijk hetzelfde briljante plan als ik kunnen hebben. Want wat zou ik doen? Meteen stoppen met werken en een enorme lening bij de bank afsluiten om de laatste twee jaar van mijn leven lekker luxe van te kunnen leven. Terugbetalen hoeft tenslotte niet als we met zijn allen de pijp uit gaan. Ik zou reizen met X, van oost naar west en van noord naar zuid. Overal kijken waar de mooiste plek is om te sterven. Ik zou bootjevaren tot ik er genoeg van had. Ik zou elke avond dat ik thuis was op een (nep) berenvelletje voor de superdeluxe haard (die ik ook van het geleende geld zou kopen) liggen knabbelen aan heerlijke gerechtjes die we allemaal zouden laten brengen. Ik zou geen dag meer nadenken over de lijn of andere triviale uiterlijkheden, want dit lichaam hoeft toch geen veertig jaar meer mee, en hoeveel kan een mens aankomen in twee jaar?
Maar dat doe ik allemaal niet, omdat ik gewoon geloof dat ik nog wel vijftig jaar meega. En omdat ik geen zin heb om mijn leven door angst te laten beïnvloeden. Ik geniet gewoon. Ook van de dingen die 'moeten'. En dat bootje varen, reizen en haardvuurtje? Dat komt allemaal wel. Gelukkig heb ik nog genoeg leven voor me om hard te werken, genoeg geld te verdienen en vooral hard te genieten.
Maar misschien is het besef dat ik meteen zou stoppen met hyven wel een reden om daar ook gewoon nu eens van af te zien. Eigenlijk is er geen einde van de wereld voor nodig om je prioriteiten weer eens goed te bepalen.
dinsdag 9 maart 2010
Foetus
Terwijl mijn hoofd op knieën rust en ik tussen mijn benen door naar mijn roze-gelakte teennagels staar, voel ik het warme water van de douche over mijn rug stromen. Mijn hoofd draait op volle toeren. Eerst bedenk ik me dat het eigenlijk heel lekker zit zo, in deze houding. Ik vraag me af hoe het zou komen dat ik vroeger nooit lekker zat als ik mijn knieën optrok. Zou het komen doordat er minder vet om mijn botten zit? Of is het juist doordat ik eindelijk eens wat spieren ontwikkel? Zou ik toch nog eens een elastiekje worden?
Dan bedenk ik me dat dit natuurlijk de foetus-houding wordt genoemd en herinner ik me collega W die ooit - na een semi-kwetsende opmerking van een ander - opmerkte dat ik die avond wel weer in foetus-houding onder de douche zou eindigen. Haar opmerking had een beetje hetzelfde effect als de vaste grap van pake dat wij als kleinkinderen al het eten onder onze neus stopten. Jaren heb ik naar die opmerking geluisterd en beelden voor me gezien van mij en mijn neefjes en nichtjes die eten tegen de onderkant van onze neuzen aanduwden. Totdat ik op een dag, na de honderdste keer pake te hebben aangehoord, eens goed om me heen keek en me besefte dat mijn mond NATUURLIJK onder mijn neus zat. Ik weet nog dat ik het toen uitriep en iedereen me verbaasd aankeek. Zij bleken het allang door te hebben. Zelden voelde ik me zo dom. En terwijl ik hier zo onder de douche zit - in foetushouding - realiseer ik me dat ik weer een "eten onder de neus" ervaring heb gehad. Toen collega W het zei zag ik mezelf liggend op mijn zij, met opgetrokken knietjes, onder de douche liggen en bedacht ik me meteen dat dat echt niet zou passen in mijn douchebak en dat ik dan vast water in mijn oren zou krijgen. Vol overtuiging riep ik toen dat ik zoiets nooit deed en voelde ik me op dat moment alles behalve zielig.
Maar nu zit ik hier dus. Zoals bijna elke dag. In foetus-houding. En mijn hoofd vertelt me ineens dat het best gek is dat ik altijd onder de douche wil zitten. Mijn lijf vertelt me dat het helemaal niet gek is. Ik ben gewoon te moe. En ineens weet ik dat het klopt. Ik doe dit immers pas sinds ik de minder mooie kanten van het leven heb leren kennen. Kennelijk kan ik gewoon niet meer op mijn benen staan. Dan bedenk ik dat ik vast gauw weer opsta en dat er tijden komen dat ik nooit meer onder de douche wil zitten. Benoem ik het douchen gewoon als mijn manier om mijn dag te verwerken en tot rust te komen voor de nacht.
Mijn gedachten dwalen al weer af als ik mijn rode vingernagels zie. Hmm, best mooi, maar ik krijg er wel oude handen van. Handen van een dertiger…. Ach, het is tijd om op te staan, de kraan dicht te draaien en ook mijn gedachtenstroom te stoppen. Genoeg gedoucht en gedacht voor vandaag. Morgen toch maar eens proberen te staan.
Dan bedenk ik me dat dit natuurlijk de foetus-houding wordt genoemd en herinner ik me collega W die ooit - na een semi-kwetsende opmerking van een ander - opmerkte dat ik die avond wel weer in foetus-houding onder de douche zou eindigen. Haar opmerking had een beetje hetzelfde effect als de vaste grap van pake dat wij als kleinkinderen al het eten onder onze neus stopten. Jaren heb ik naar die opmerking geluisterd en beelden voor me gezien van mij en mijn neefjes en nichtjes die eten tegen de onderkant van onze neuzen aanduwden. Totdat ik op een dag, na de honderdste keer pake te hebben aangehoord, eens goed om me heen keek en me besefte dat mijn mond NATUURLIJK onder mijn neus zat. Ik weet nog dat ik het toen uitriep en iedereen me verbaasd aankeek. Zij bleken het allang door te hebben. Zelden voelde ik me zo dom. En terwijl ik hier zo onder de douche zit - in foetushouding - realiseer ik me dat ik weer een "eten onder de neus" ervaring heb gehad. Toen collega W het zei zag ik mezelf liggend op mijn zij, met opgetrokken knietjes, onder de douche liggen en bedacht ik me meteen dat dat echt niet zou passen in mijn douchebak en dat ik dan vast water in mijn oren zou krijgen. Vol overtuiging riep ik toen dat ik zoiets nooit deed en voelde ik me op dat moment alles behalve zielig.
Maar nu zit ik hier dus. Zoals bijna elke dag. In foetus-houding. En mijn hoofd vertelt me ineens dat het best gek is dat ik altijd onder de douche wil zitten. Mijn lijf vertelt me dat het helemaal niet gek is. Ik ben gewoon te moe. En ineens weet ik dat het klopt. Ik doe dit immers pas sinds ik de minder mooie kanten van het leven heb leren kennen. Kennelijk kan ik gewoon niet meer op mijn benen staan. Dan bedenk ik dat ik vast gauw weer opsta en dat er tijden komen dat ik nooit meer onder de douche wil zitten. Benoem ik het douchen gewoon als mijn manier om mijn dag te verwerken en tot rust te komen voor de nacht.
Mijn gedachten dwalen al weer af als ik mijn rode vingernagels zie. Hmm, best mooi, maar ik krijg er wel oude handen van. Handen van een dertiger…. Ach, het is tijd om op te staan, de kraan dicht te draaien en ook mijn gedachtenstroom te stoppen. Genoeg gedoucht en gedacht voor vandaag. Morgen toch maar eens proberen te staan.
Diepgang
Vaak lees ik over wetenschappelijke onderzoeken en vraag ik me af; wat is hiervan in vredesnaam het nut en waarom geven we daar zoveel geld aan uit?! Maar vandaag niet. Vandaag las ik over de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek dat weer een klein hoekje van mijn karakter oppoetste. Niks geldverspilling, niks nutteloos. Precies wat ik wilde lezen.
Waar ging het over? Over oppervlakkige gesprekken. Die maken ongelukkig. De hele dag over koetjes en kalfjes en je kunt naar de slachtbank. Nee, mensen die in een conversatie veel van zichzelf leggen zijn over het algemeen gelukkiger. Komt dat even goed uit! Vanaf nu dus nooit meer de neiging om een vuist in mijn mond te stoppen om de onuitputtelijke woordenstroom over de meest intieme onderwerpen af te breken. Vanaf nu dus nooit meer de aandrang om mijn eigen tong af te bijten nadat ik weer eens een minder sterke kant van mezelf naar voren heb gebracht. Nooit meer naar huis fietsen en mezelf onderweg voor het hoofd slaan omdat ik weer eens het achterste van die - nog steeds niet afgebeten - tong heb laten zien aan mensen die ik amper ken.
Ook het zinnetje in het onderzoeksrapport dat "mensen die veel met anderen converseren gelukkiger zijn dan mensen die meer op zichzelf zijn" sprak mij erg aan. Laat die collega's en vriendinnen maar roepen dat ik nooit "uit sta" en dat ik een kletskont, kwebbelkous, praatjesmaakster, flapuit, of ratel ben. Ik ben gewoon heel erg goed in mezelf gelukkig maken. En als de rest van de wereld dat nou ook eens zou zijn?!
Dan zou ik nooit meer verlangen naar een achtergrond muziekje in de wachtkamer van de tandarts, dan zou ik nooit meer een pijnlijke stilte ervaren als ik met wildvreemde mensen zat te wachten tot een cursus begon en zouden de bus- en treinritjes een stuk sneller voorbij gaan. Praten, converseren en écht leren kennen tot je niet meer gelukkiger kan worden. Maar misschien moeten ze dan nog wel even onderzoeken of anderen wel op mijn diepgang zitten te wachten….
Waar ging het over? Over oppervlakkige gesprekken. Die maken ongelukkig. De hele dag over koetjes en kalfjes en je kunt naar de slachtbank. Nee, mensen die in een conversatie veel van zichzelf leggen zijn over het algemeen gelukkiger. Komt dat even goed uit! Vanaf nu dus nooit meer de neiging om een vuist in mijn mond te stoppen om de onuitputtelijke woordenstroom over de meest intieme onderwerpen af te breken. Vanaf nu dus nooit meer de aandrang om mijn eigen tong af te bijten nadat ik weer eens een minder sterke kant van mezelf naar voren heb gebracht. Nooit meer naar huis fietsen en mezelf onderweg voor het hoofd slaan omdat ik weer eens het achterste van die - nog steeds niet afgebeten - tong heb laten zien aan mensen die ik amper ken.
Ook het zinnetje in het onderzoeksrapport dat "mensen die veel met anderen converseren gelukkiger zijn dan mensen die meer op zichzelf zijn" sprak mij erg aan. Laat die collega's en vriendinnen maar roepen dat ik nooit "uit sta" en dat ik een kletskont, kwebbelkous, praatjesmaakster, flapuit, of ratel ben. Ik ben gewoon heel erg goed in mezelf gelukkig maken. En als de rest van de wereld dat nou ook eens zou zijn?!
Dan zou ik nooit meer verlangen naar een achtergrond muziekje in de wachtkamer van de tandarts, dan zou ik nooit meer een pijnlijke stilte ervaren als ik met wildvreemde mensen zat te wachten tot een cursus begon en zouden de bus- en treinritjes een stuk sneller voorbij gaan. Praten, converseren en écht leren kennen tot je niet meer gelukkiger kan worden. Maar misschien moeten ze dan nog wel even onderzoeken of anderen wel op mijn diepgang zitten te wachten….
zondag 7 maart 2010
Onderweg
Happiness is a journey, not a destination. Geluk is een reis, geen bestemming.
Een prachtige tekst, afkomstig van Bhoeddisten. Ik kreeg hem ooit van een niet nader te noemen persoon voor mijn verjaardag. Lange tijd hing de tekst aan de muur, maar door mijn nieuwe start was er geen ruimte meer in mijn huis, hoofd en hart voor herinneringen aan de gever van de tekst. Dus nu ligt hij ergens op zolder achter een deurtje. Gelukkig zijn sommige dingen sterker dan zolders en deurtjes. Sommige dingen nestelen zich vast in je hoofd.
Zo nu en dan danst de zin ineens weer door mijn gedachten. En voel ik de zon van het moment dat ik de tekst kreeg en hoe ik me toen, ondanks de schoonheid van het kado, doodongelukkig voelde. Ik weet nog dat ik toen hoopte dat ik ooit het goede reisschema zou vinden en me los kon maken van de verkeerde reisgenoot. Ik weet nog dat de tekst me hoop gaf, maar tegelijk ook lastig voor me was. Want als de reis geluk moest brengen, was ik niet goed bezig. Ik hoopte juist dat geluk hetgene was dat me wachtte als ik maar even doorzette, nog heel even volhield.
Vandaag komt de zin ineens weer naar bovendrijven op de zee van mijn gedachten. Niet omdat ik nog steeds hoop dat de reis eindelijk eens wat leuker wordt. Nee, juist omdat het voelt alsof ik mijn bestemming heb bereikt. Voor het eerst begrijp ik de zin beter, of anders. Voor het eerst merk ik dat ik echt op reis ben. Het kwartje valt. Natuurlijk is geluk niet de bestemming. Dat zou immers betekenen dat het leven op enig moment een stilstaand geheel moet worden. En het leven is alles behalve een stilstaand geheel. Ja, in theorie zou ik tot in de eeuwigheid hier in huis kunnen blijven. Maar ook dan zou alles veranderen. Die prachtige film is straks niet meer op televisie. De geur van mijn pasgebakken taart zal langzaam vervliegen. Het vol verwachting op X wachten zal veranderen in blijdschap zodra hij thuiskomt. En dit stukje is straks geschreven. Mijn gedachten zullen afdwalen en de radiator zal automatisch uitgaan. De zon zal ondergaan en ik zal op enig moment vast wel weer eens moeten plassen. Dus niets blijft zoals het is, zelfs de kleinste dingen kun je niet vastzetten. Het leven is de reis. En ik ben een hele gelukkige reiziger.
Natuurlijk zal ik onderweg wel weer eens in een verkeerde taxi stappen of een hotel boeken waar de ontvangst minder hartelijk is. Natuurlijk zal ik wel weer eens een afslag missen en het gevoel krijgen dat ik verdwaald ben. Maar zolang ik de goede reisgenoot heb en kan bouwen op de goede gidsen die mijn ouders altijd zijn geweest, zal geluk met mij zijn en de reis veraangenamen.
Een prachtige tekst, afkomstig van Bhoeddisten. Ik kreeg hem ooit van een niet nader te noemen persoon voor mijn verjaardag. Lange tijd hing de tekst aan de muur, maar door mijn nieuwe start was er geen ruimte meer in mijn huis, hoofd en hart voor herinneringen aan de gever van de tekst. Dus nu ligt hij ergens op zolder achter een deurtje. Gelukkig zijn sommige dingen sterker dan zolders en deurtjes. Sommige dingen nestelen zich vast in je hoofd.
Zo nu en dan danst de zin ineens weer door mijn gedachten. En voel ik de zon van het moment dat ik de tekst kreeg en hoe ik me toen, ondanks de schoonheid van het kado, doodongelukkig voelde. Ik weet nog dat ik toen hoopte dat ik ooit het goede reisschema zou vinden en me los kon maken van de verkeerde reisgenoot. Ik weet nog dat de tekst me hoop gaf, maar tegelijk ook lastig voor me was. Want als de reis geluk moest brengen, was ik niet goed bezig. Ik hoopte juist dat geluk hetgene was dat me wachtte als ik maar even doorzette, nog heel even volhield.
Vandaag komt de zin ineens weer naar bovendrijven op de zee van mijn gedachten. Niet omdat ik nog steeds hoop dat de reis eindelijk eens wat leuker wordt. Nee, juist omdat het voelt alsof ik mijn bestemming heb bereikt. Voor het eerst begrijp ik de zin beter, of anders. Voor het eerst merk ik dat ik echt op reis ben. Het kwartje valt. Natuurlijk is geluk niet de bestemming. Dat zou immers betekenen dat het leven op enig moment een stilstaand geheel moet worden. En het leven is alles behalve een stilstaand geheel. Ja, in theorie zou ik tot in de eeuwigheid hier in huis kunnen blijven. Maar ook dan zou alles veranderen. Die prachtige film is straks niet meer op televisie. De geur van mijn pasgebakken taart zal langzaam vervliegen. Het vol verwachting op X wachten zal veranderen in blijdschap zodra hij thuiskomt. En dit stukje is straks geschreven. Mijn gedachten zullen afdwalen en de radiator zal automatisch uitgaan. De zon zal ondergaan en ik zal op enig moment vast wel weer eens moeten plassen. Dus niets blijft zoals het is, zelfs de kleinste dingen kun je niet vastzetten. Het leven is de reis. En ik ben een hele gelukkige reiziger.
Natuurlijk zal ik onderweg wel weer eens in een verkeerde taxi stappen of een hotel boeken waar de ontvangst minder hartelijk is. Natuurlijk zal ik wel weer eens een afslag missen en het gevoel krijgen dat ik verdwaald ben. Maar zolang ik de goede reisgenoot heb en kan bouwen op de goede gidsen die mijn ouders altijd zijn geweest, zal geluk met mij zijn en de reis veraangenamen.
Abonneren op:
Posts (Atom)