Soms, op verjaardagen ofzo, duiken er weer allemaal leuke anekdotes op uit mijn jeugd. Mijn jeugd en die van mijn broer. Mijn broer was net iets minder voorzichtig en verlegen dan ik. En dus zijn er meer leuke anekdotes over hem dan over mij.
Als ik terugdenk aan de momenten dat die anekdotes zich hebben gevormd vervult dat mij standaard met een gelukzalig gevoel. Ik had een leuke jeugd. En hij ook.
Zo kan ik me herinneren dat we met mijn ouders en oom en tante, neef en nicht (oké mijn broer noemde ze in een kaartje kenissen -en dus niet kennissen- omdat ze niet familie waren, maar goed) in de Sluftervallei op Texel waren. Het was prachtig weer en we hadden een heel eind door de schitterende natuur gelopen om ergens vlak bij zee te spelen en te zwemmen. Totdat mijn broer ineens in een roestige spijker stond. En pijn had. Logisch. We moesten terug, want het was best ernstig. Hup, broer bij mijn vader op de rug en wij er in kolonne achteraan. Roept ie, ongeveer 6 jaar oud, ineens: "ik wil met de straaljager naar Wopke toe!".
Het is één van zijn gevleugelde uitspraken geworden. Wopke was namelijk het konijn dat we thuis hadden gelaten. Skitterend.
Eén van zijn andere machtig-mooie uitspraken was: "Au, mijn ribbelkast". Dit prachtexemplaar deden we op toen hij van een duin af was gedonderd. Wederom op Texel.
Voordat het zover kwam was hij al bekend om zijn "Colaslaatjes". Leuk woord als je nog geen "chocolaatjes" kunt zeggen.
Toen hij wat groter werd heb ik vooral gelachen om de idiote situatie waarbij een buurjongen het nodig vond om hem bij een visruzietje de sloot in te meppen. De buurjongen was zo'n echte, uit de klei getrokken boer en mijn broer was nog zo'n scheetje. Belachelijk natuurlijk. Maar wel gelachen.
Echt tranen met tuiten heb ik pas gelachen toen we eens zaten te eten en mijn broer te laat kwam. Al gauw werd duidelijk waarom hij te laat was. Aan het eind van de straat kwam hij aanslenteren met de fiets aan de hand. Lekke band natuurlijk. Maar dat was niet het hilarische aan alles. Nee, dat was zijn kapsel.
Hij had zijn haar laten blonderen. Maar dan niet in het bescheiden soort blond. Nee, peroxide, pisgeel, lichtgevend blond. Werkelijk géén gezicht. En maar stoer kijken. Prachtig. Vooral vanwege de discussie die mijn ouders voerden in de ogenblikken dat hij naderde. Moeders vond het leuk en rebels. Was vroeger ook zo. Vaders flipte zijn behoudende pan uit. Hoe kon die jongen dat nou doen? Wie zou hem nog serieus nemen? Het is toch afschuwelijk enzovoort. En ik maar lachen. Tot huilens aan toe.
Jammer dat er over mij niet zulke heerlijke verhalen te vertellen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten