zondag 26 juli 2009

Dierenarts-watje

Ik loop terug van het huis van mijn broer als ik hem hoor voordat ik hem zie.
Miauw. Miauw.
Hij klinkt een beetje boos. Zo van: 'wat ben je vaak weg' of 'waarom mag ik niet alleen in de kamer zijn?'. Misschien zegt ie wel gewoon 'ik heb honger'. Of misschien hoor ik al die dingen wel, juist omdat ik me tekort voel schieten als baasje.

En dan zie ik hem. Hij steekt zijn kop uit een struik en kronkelt zijn lichaam er vloeiend achteraan. Hij loopt me tegemoet en dan zie ik iets. Een dikke bult op zijn kop. De schrik slaat me om het hart. De tranen springen bijna meteen in mijn ogen...
Ik denk meteen dat hij doodgaat. Ik roep hem en aai over zijn kopje om vervolgens met zekerheid vast te stellen dat ie een gigantische bult heeft. Dit kan niet goed zijn. Zoals altijd, wanneer het Veer betreft, schrik ik me wezenloos en ga ik uit van het ergste...een watje voor de poes.

Met hem in mijn kielzog loop ik snel naar huis. Met benepen stem vertel ik X dat Veer ziek is. Het huilen staat me nader dan het lachen. We moeten NU naar de dierenarts. En dat kan gelukkig. We stoppen de kleine man in zijn reismandje en ik verwacht onderweg het nodige protest van meneer te horen. Maar hij is muisstil. En dan weet ik het zeker. Dit is ernstig.

Wat nou als ik hem kwijtraak? Opeens weet ik weer hoe blij ik met hem ben. Hoe hij bij mijn leven hoort. Dat hij de enige getuige is van al mijn rare bokkensprongen, vreugde en verdriet. En dat hij, zoals X terecht opmerkt, nog echt wel moet komen wonen in zijn huis. Natuurlijk kan ik hem ook bij de volgende fase in mijn leven niet missen.

Ik leg X uit dat ik een watje ben bij de dierenarts en dat ik vroeger zelfs huilde bij programmas over dierenartsenpraktijken. X reageert niet, denkt misschien dat het niet zo'n vaart zal lopen. Maar eenmaal ter plaatse ziet hij met eigen ogen dat zijn stoere meissie alles behalve stoer is. Tot drie keer toe houd ik de kleine man niet goed vast bij zijn nekvel en kan hij ontsnappen aan de dierenarts. Ik sta er bedremmeld en sullig bij. Praat met een benepen stemmetje. Bang voor het slechte nieuws.

Als we naar huis rijden is alles anders. Alle goede voornemens over poezenverwennerij ben ik ineens vergeten. Het was maar een abces. Niets ernstigs. Maandag nog even een prikje halen en hij komt er wel weer bovenop.

Maar nu ik hier zit. Met Veertje aan mijn zij. Weet ik heel zeker dat hij nog ontzettend lang bij me moet blijven. Op naar de volgende levensfase. Hij en ik, samen op koers. Hij het watje van de buurt. Ik het watje voor de poes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten