Ik kijk naar zijn ogen. Dat is het enige wat ze me laten zien. Hij wil niet dat we weten hoe hij er uit ziet. Ik begrijp het niet. Hij heeft toch levenslang? Wat maakt het uit dat ik weet hoe hij er uit ziet. Er is nou niet bepaald een risico aanwezig dat ik hem ooit op straat zal tegenkomen en dat ik mijn vriendin of moeder dan aan zal stoten en achter zijn rug zal fluisteren; "Zie je die man daar, die heeft ooit drie mensen neergeschoten."
Zijn ogen. Ze zijn blauw, met een beetje groen. Ze doen me denken aan de kleur van zeeën waar ik graag in zwem. Het lijken vriendelijke ogen. Ook een beetje verdrietig. En dat is natuurlijk niet gek, want hij vertelt dat het voelt alsof iedereen om hem heen ooit een keer de loterij wint, behalve hij. Iedereen komt een keer vrij, behalve hij. Want dat is de realiteit bij levenslang.
Nooit dacht ik er langer over na dan een paar seconden. Nooit vroeg ik me af hoe een leven er uit ziet als er alleen nog levenslang over is. Als je tussen bewakers moet leven die na je corvee tegen je zeggen; Goed gedaan jongen, jij mag blijven. Nooit vroeg ik me af wat je doet met je tijd, hoe je de dagen doorkomt. Nu wel. Nu bedenk ik me dat je weinig anders kunt dan lezen, sporten, mailen en langzaamaan sterven. Iedere dag een beetje dichter bij het einde van je straf.
Hij knippert met zijn ogen en het valt me op dat de huid tussen zijn wimpers zo mooi glanst. Zou hij cremetjes gebruiken? Maar waarom zou je cremetjes gebruiken als je nooit weer een voet buiten die vier muren zal zetten. Vier muren, zes plankjes. Wat is het verschil? Het enige verschil is dat je tussen die vier muren je ogen nog open hebt. Die ogen die me doen denken aan een zee waarin hij nooit meer zal zwemmen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten