Mijn kleine broertje is allang niet meer klein. Hij torent ongeveer een hoofdlengte boven mij uit. En als ik voor hem sta, en jij achter hem, zie je me niet.
Hij is vennoot in het bedrijf van mijn ouders. Hij heeft een mooi huisje, helemaal zelf opgeknapt. Hij koopt een spliksplinternieuwe auto van zijn spaargeld. Hij is goed bezig. En dus niet meer mijn kleine broertje.
Hij voelt als een grote broer. Beer. Ik kan altijd op hem rekenen. Nooit is hij te beroerd om me te helpen of om me iets te geven of te lenen. Alles kan en mag. In zijn ogen ben ik het kleine zusje, dat het pad des levens iets minder stabiel en zeker bewandelt als hij.
Maar nu is hij op vakantie. Alleen. En ineens voelt hij toch gewoon weer een beetje als mijn kleine broertje. Alleen inpakken, alleen in dat grote vliegtuig. Alleen op dat eiland. Als dat maar goed gaat, als hij zich maar vermaakt, als hij zich maar niet alleen voelt. Allemaal zorgen om mijn o zo stoere, maar kleine broertje.
En over twee weken komt hij weer thuis. Met een bruinverbrande snoet en prachtige verhalen. Heeft hij weer een toptijd gehad. Nog mooier dan vorig jaar. En ben ik gewoon weer even het kleine zusje. Dat zich onnodig zorgen heeft gemaakt...waar hij dan weer een beetje voor kan zorgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten